Gisteren stond ik in een donkere concertzaal met mijn camera op ISO 6400. De muzikant stapte het podium op, één spotlight volgde hem. Ik draaide mijn ISO terug naar 1600, opende mijn diafragma naar f/2.8 en klikte. Perfect belicht. De fotograaf naast me vloekte – zijn foto was compleet overbelicht. “Hoe doe je dat?” vroeg hij. Het antwoord ligt in het begrijpen van je verlichtingstoolbox.
De vijf knoppen die je licht bepalen
Als fotograaf heb ik geleerd dat licht beheersen neerkomt op vijf variabelen. Drie zitten in je camera: diafragma (aperture), sluitertijd en ISO. De andere twee zijn extern: de kracht van je lichtbron en de afstand ervan. Deze vijf elementen vormen samen je complete verlichtingstoolbox. Het mooie is dat je met deze gereedschappen exact kunt bepalen hoe je foto eruitziet. Elke aanpassing heeft een direct meetbaar effect. Tijdens mijn werk leerde ik dat het verschil tussen een goede en geweldige foto zit in het bewust manipuleren van deze variabelen.
Diafragma bepaalt meer dan alleen licht
Je diafragma werkt als de pupil van je camera. Een groot diafragma (klein f-getal zoals f/1.4) laat veel licht binnen. Een klein diafragma (groot f-getal zoals f/16) laat weinig licht door. Maar hier komt het interessante: elk stapje omhoog of omlaag halveert of verdubbelt de hoeveelheid licht. Van f/2.8 naar f/4 betekent de helft minder licht. Van f/5.6 naar f/4 betekent twee keer zoveel licht. Dit noemen we een stop.

Vorige week fotografeerde ik een portret bij f/1.8. De ogen waren scherp, de achtergrond volledig vervaagd. Daarna schoot ik dezelfde persoon op f/8. Nu was het hele gezicht scherp én een deel van de achtergrond. Het diafragma bepaalt dus niet alleen hoeveel licht je binnenlaat, maar ook je scherptediepte. Bij portretfotografie gebruik ik daarom graag f/1.8 tot f/2.8. Voor landschappen kies ik f/8 tot f/11. De bovenstaande afbeelding vat dit mooi samen.
Sluitertijd vries beweging in of laat het stromen
De sluitertijd bepaalt hoe lang je sensor licht opvangt. 1/1000 seconde bevriest een rennende atleet. 1/30 seconde geeft bewegingswaas bij diezelfde atleet. Ook hier geldt de stoppenregel: 1/125 naar 1/250 halveert het licht, 1/500 naar 1/250 verdubbelt het.
Een praktijkvoorbeeld uit mijn archief: een waterstroom bij 1/500 seconde toont elke druppel scherp. Diezelfde waterstroom bij 1/100 seconde wordt een zachte, melkachtige stroom. Voor het compenseren van het vele licht bij die lange sluitertijd gebruik ik een ND-filter. Fotograaf Annie Leibovitz zei ooit: “The camera makes everyone a tourist in other people’s reality, and eventually in one’s own.” Bij het kiezen van je sluitertijd bepaal jij hoe die realiteit eruitziet.


Een vuistregel die ik altijd hanteer: je sluitertijd moet minimaal 1 gedeeld door je brandpuntsafstand zijn om bewegingsonscherpte te voorkomen. Bij 200mm dus minimaal 1/200 seconde. Met beeldstabilisatie kun je twee tot vier stops winnen.
ISO is je laatste redmiddel met een prijs
ISO versterkt het signaal van je sensor. ISO 100 geeft de schoonste foto. ISO 6400 introduceert zichtbare ruis. Moderne camera’s presteren steeds beter bij hoge ISO-waarden, maar het principe blijft: hogere ISO betekent meer ruis. Anders dan diafragma en sluitertijd, die alleen je onderwerp beïnvloeden, heeft ISO invloed op je hele foto.
Hier een rekenvoorbeeld: je fotografeert een concert bij f/2.8, 1/125 seconde, ISO 1600 en de foto is goed belicht. Je wilt beweging bevriezen dus je gaat naar 1/250 seconde. Dit halveert het licht. Om te compenseren verdubbel je je ISO naar 3200. De belichting blijft gelijk, de zanger staat ‘stil’ maar je foto heeft nu meer ruis.
Mijn werkwijze is simpel. Ik begin altijd op ISO 100-400. Pas als mijn gewenste diafragma en sluitertijd onvoldoende licht geven, verhoog ik de ISO. Bij mijn Canon R5 accepteer ik ISO 3200 zonder problemen. Bij oudere camera’s ligt die grens lager. Test je eigen camera om je comfortzone te vinden.
De kracht van je lichtbron maakt het verschil
Een flitser op volle kracht overpowert de zon. Een kaars verlicht nauwelijks een gezicht op twee meter afstand. De kracht van je lichtbron bepaalt hoeveel licht je subject bereikt. In de studio werk ik met flitsers van 400 tot 600 watt-seconde. Buiten gebruik ik reflectieschermen om zonlicht te sturen.
Praktijkvoorbeeld: bij een bedrijfsportret in een kantoor met grote ramen plaats ik mijn flitser op 1/4 vermogen. Dit vult de schaduwen op zonder het natuurlijke licht te domineren. Op vol vermogen zou diezelfde flitser het daglicht volledig overstemmen. Het resultaat? Een onnatuurlijk uitziende foto. “Light makes photography. Embrace light. Admire it. Love it,” zegt fotograaf Matt Hardy terecht. Door je lichtbron aan te passen aan de omgeving creëer je natuurlijk ogende foto’s.
Bij het werken met continu licht zoals LED-panelen gebruik ik de lumen-waarde als referentie. Een 1000 lumen LED komt overeen met ongeveer een 100 watt flitser. Voor portretfotografie heb je minimaal 2000 lumen nodig op één meter afstand.
Afstand bepaalt de intensiteit volgens een wiskundige wet
De inverse kwadratenwet klinkt ingewikkeld maar is simpel: verdubbel de afstand, krijg een kwart van het licht. Halveer de afstand, krijg vier keer zoveel licht. Dit is fundamentele fysica die elke fotograaf moet kennen.
Concreet voorbeeld: je flitser staat op twee meter van je model. De belichting is perfect. Je model stapt één meter achteruit (nu drie meter van de flitser). De hoeveelheid licht op je model is nu (2/3)² = 4/9, dus minder dan de helft. Je moet compenseren door je flitser sterker te zetten, je ISO te verhogen, je diafragma te openen of je sluitertijd te verlengen.
In mijn studio heb ik markeringen op de vloer. Rode tape op 1 meter, gele op 1,5 meter, groene op 2 meter van mijn standaard flitsopstelling. Zo weet ik exact hoeveel licht mijn subject krijgt. Bij natuurlijk licht gebruik ik dezelfde principes. Een model dat één stap dichter bij het raam komt, krijgt significant meer licht.
Alles samenvoegen in de praktijk
Tijdens een recente bruidsfotografie-opdracht paste ik alle vijf elementen bewust toe. De ceremonie was in een donkere kerk. Mijn uitgangspunt: f/2.8 voor voldoende scherptediepte, 1/125 voor scherpe foto’s, ISO 1600 als startpunt. De kaarsen gaven sfeer maar onvoldoende licht. Ik plaatste een flitser achter een pilaar, gericht naar het plafond op 1/8 vermogen, drie meter van het altaar.
Testfoto: te donker. Opties: ISO naar 3200 (meer ruis), sluitertijd naar 1/60 (risico op bewegingsonscherpte), diafragma naar f/2 (minder scherptediepte), flitser harder (te opvallend), of flitser dichterbij. Ik koos voor het laatste en verplaatste de flitser naar twee meter. Volgens de inverse kwadratenwet gaf dit (3/2)² = 2,25 keer meer licht. Perfect belicht zonder compromissen.
Deze aanpak gebruik ik standaard. Begin met je creatieve visie (welke scherptediepte en bewegingsweergave wil je?), bepaal dan je technische instellingen, en pas als laatste je lichtbronnen aan. Zo behoud je controle over het eindresultaat.
Jouw verlichtingstoolbox in actie
Licht beheersen betekent bewust kiezen. Elke instelling heeft consequenties. Diafragma beïnvloedt scherptediepte. Sluitertijd bepaalt bewegingsweergave. ISO introduceert ruis in je hele beeld. De kracht en afstand van je lichtbron bepalen hoeveel licht je subject bereikt.
Mijn advies? Oefen met één variabele tegelijk. Zet je camera op diafragmavoorkeur en observeer hoe de camera de sluitertijd aanpast. Experimenteer met ISO in verschillende lichtsituaties. Meet het effect van afstand met je telefoonflitser en een paspop. Binnen een maand heb je het gevoel voor deze relaties in je vingers.
Voor wie meer wil leren over lichtmeting raad ik het artikel van Cambridge in Colour over meetmethoden aan. Ook de uitleg over de inverse kwadratenwet op PetaPixel is verhelderend. Deel vooral je ervaringen met licht beheersen in de reacties. Welke situatie vind jij het lastigst om goed te belichten?

Leuk dat je mijn artikel gelezen hebt. Ik ben Floris en met mijn trouwe Nikon Z7 II trek ik erop uit om de wereld vast te leggen. In de weekenden wandel ik regelmatig en uiteraard gaat de camera mee. Mijn specialiteit? Dat is best lastig. Als ik een ding zou moeten noemen dan is het minimalistische natuurfotografie die de essentie van een landschap vangt. Maar ik houd ook veel van het fotograferen van mensen ‘in het wild’.
Ik wil graag fotografie toegankelijk maken voor iedereen. Ik geloof dat iedereen een verhaal kan vertellen door fotografie – ik help je alleen de juiste knoppen te vinden om dat verhaal echt tot leven te brengen! Vind je mijn verhaal leerzaam, laat het me weten!