Flitslicht beheersen: praktische technieken voor betere foto’s

Basistechnieken met flitsers

Veel fotografen mijden flitsers omdat ze denken dat kunstlicht altijd onnatuurlijk oogt. Daarom mis je waarschijnlijk kansen om prachtige foto’s te maken in lastige lichtsituaties. Als je eenmaal begrijpt hoe flitsers werken en welke technieken écht verschil maken, transformeer je moeilijke lichtomstandigheden in creatieve mogelijkheden. Je leert niet alleen technische aspecten, maar ook hoe je flitslicht gebruikt om verhalen te vertellen en emoties vast te leggen.

Direct versus indirect flitslicht

De grootste fout die ik fotografen zie maken? Ze richten hun flitser rechtstreeks op hun onderwerp. Dit creëert harde schaduwen en onflatteuze belichting. Ik ontdekte jaren geleden dat indirect flitsen – waarbij je het licht laat weerkaatsen via plafonds of muren – veel natuurlijker resultaten oplevert. Wanneer je jouw flitser naar het plafond richt, ontstaat er een zachte, gelijkmatige lichtval die lijkt op natuurlijk daglicht. De lichtintensiteit vermindert door de afstand die het licht aflegt, maar dit zorgt juist voor die gewenste zachte belichting. Experimenteer met verschillende hoeken: 45 graden naar achteren werkt uitstekend voor portretten, terwijl 60 graden meer dramatische schaduwen creëert. Je flitslicht kan een mooie aanvulling zijn op het natuurlijk licht dat net de donkerste schaduwen afzwakt.

basistechnieken-met-flitsers

Fill-flash voor buitenfotografie

Tegenlicht hoeft geen probleem meer te zijn als je fill-flash beheerst. Deze techniek gebruik je overdag om schaduwen op te vullen zonder de natuurlijke sfeer te verstoren. Stel je flitser in op -1 of -2 stops compensatie ten opzichte van de omgevingsbelichting. Hierdoor vul je donkere gebieden subtiel op zonder dat je foto er kunstmatig uitziet. Ik gebruik deze methode regelmatig bij portretten tijdens het gouden uur. De zon zorgt voor warme achtergrondbelichting, terwijl de flitser gezichten mooi belicht. Meet eerst het omgevingslicht met spotmeting, stel dit in als basisbelichting, en laat de flitser automatisch bijvullen. Het resultaat: natuurlijk ogende foto’s met perfecte belichting van zowel onderwerp als achtergrond.

Flitsersynchronisatie en sluitertijden

Elke camera heeft een maximale flitsersynchronisatiesnelheid, meestal 1/200 of 1/250 seconde. Boven deze snelheid verschijnt er een zwarte balk in je foto omdat de sluiter niet volledig open staat wanneer de flitser afgaat. Dit technische aspect bepaalt hoe je flitslicht combineert met beweging. Voor frozen action gebruik je de normale sync-snelheid. Wil je bewegingsonscherpte combineren met een scherp onderwerp? Kies dan voor rear curtain sync (tweede gordijnsynchronisatie). De flitser gaat dan af net voordat de sluiter sluit, waardoor bewegingslijnen achter het onderwerp ontstaan in plaats van ervoor. Ik gebruik deze techniek vaak bij dansers of sporters om dynamiek te benadrukken terwijl het hoofdonderwerp tack-sharp blijft.

Lichtmodificatie met eenvoudige hulpmiddelen

Dure lichtmodificatoren zijn niet nodig om professionele resultaten te behalen. Een eenvoudige witte paraplu van ongeveer 80 centimeter diameter transformeert hard flitslicht in zachte, vleiende belichting. Positioneer de paraplu 45 graden boven en opzij van je onderwerp voor klassieke portretbelichting. Reflecterende paraplu’s geven meer lichtopbrengst, terwijl doorschijnende paraplu’s zachter licht produceren. Softboxen bieden meer controle over lichtrichting maar zijn minder mobiel. Voor straatfotografie maak ik vaak gebruik van een kleine opvouwbare diffuser die ik direct op mijn flitser bevestig. Dit verkleint harde schaduwen aanzienlijk zonder extra uitrusting mee te nemen. Probeer ook eens een witte vel papier tegen een muur te plakken als improviseerde reflector – simpel maar effectief.

Meerdere flitsers voor creatieve effecten

Met twee of meer flitsers creëer je professionele studioverlichting op elke locatie. Een hoofdlicht (key light) zorgt voor de primaire belichting, terwijl een tweede flitser als achtergrondlicht of haarlicht fungeert. Stel de hoofdflitser in op volle power en de tweede op halve power voor natuurlijke lichtverhouding. Draadloze triggers maken dit systeem mobiel en betrouwbaar. Ik gebruik vaak een 2:1 ratio tussen hoofd- en bijlicht, wat betekent dat het hoofdlicht twee keer zo sterk is. Voor dramatische portretten plaats ik soms een derde flitser achter het model, gericht op de achtergrond. Dit creëert scheiding tussen onderwerp en achtergrond. Kleurfilters op verschillende flitsers voegen extra creativiteit toe – bijvoorbeeld warm licht op het model en koud licht op de achtergrond.

Handmatige instellingen via gidsgetal versus TTL

Through-The-Lens (TTL) meting lijkt gemakkelijk, maar geeft niet altijd consistente resultaten. De camera berekent flitsintensiteit op basis van een pre-flash, maar dit systeem kan misleid worden door reflecterende oppervlakken of donkere kleding. Je kunt flitserinstellingen ook handmatig berekenen.

Flitserinstellingen berekenen met gidsnummer

Handmatige flitserinstellingen bieden volledige controle en voorspelbare resultaten. Het berekenen van het ideale diafragma of afstand is relatief eenvoudig. Begin met de gids-nummer (guide number) van je flitser. De formule is: GN = afstand × diafragma (of omgekeerd: diafragma = GN / afstand en afstand = GN / diafragma). Dit berekent de ideale afstand of diafragmagetal bij een ISO 100 en een flitser op vol vermogen. In de formule komen drie variabelen voor:

  • GN = Gidsgetal (Guide Number). Het gidsgetal is een maat voor de flitskracht. Hoe hoger het GN, hoe verder het licht effectief reikt. Het GN wordt meestal opgegeven in meters (soms in feet). Kort gezegd: het GN bepaalt hoeveel licht jouw flitser kan leveren bij een standaardgevoeligheid.
  • Afstand (m). Dit is de afstand tussen flitser en onderwerp in meters. Belangrijk: het gaat om de effectieve lichtafstand, dus niet altijd gelijk aan de afstand tussen camera en onderwerp (bij bounce of een softbox is de lichtweg langer). Lichtsterkte neemt kwadratisch af met afstand → dubbele afstand = ¼ van het licht.
  • Diafragma (f-getal). Het f-getal geeft aan hoe groot de lensopening is. Klein f-getal (bijv. f/2.8) = grote opening = meer licht. Groot f-getal (bijv. f/11) = kleine opening = minder licht.

NB: De sluitertijd heeft géén invloed op de flitsbelichting (zolang je binnen de synchronisatiesnelheid blijft. De flits zelf duurt meestal maar 1/1000 tot 1/20.000 seconde — véél korter dan je sluitertijd. Dus de hoeveelheid licht die je onderwerp ontvangt, komt bijna volledig van de flitskracht + afstand + diafragma + ISO, niet van de sluitertijd.

Vervolgens kun je de uitkomst van de formule omrekenen naar jouw ideale situatie, op basis van stops. Iedere stop meer verdubbelt de hoeveelheid licht, iedere stop minder halveert de hoeveelheid licht.

  • Vermogen flitser terugschroeven, iedere halvering is 1 stop
  • ISO opschroeven, iedere stap is 1 stop
  • Diafragma veranderen, iedere stap is 1 stop
  • Afstand verlichting veranderen, halvering of verdubbeling van de afstand is 4stops verschil.

Een voorbeeld uit de praktijk. Mijn Godox DP400IIIV flitser heeft gidsnummer van 87. Het ideale diafragma op 4m afstand van de lichtbron bij ISO 100 bereken je dan als volgt: 87 = 4m x diagfragma wat een diafragmagetal geeft van ongeveer 22. Dat is een waanzinnig hoog getal. Dus je moet verder gaan tunen om de hoeveelheid licht te verminderen om een lager diafragmagetal te kunnen gebruiken: vergroot de afstand van de flitser en/of verlaag het vermogen van de flitser.

  • Minder flitslicht: Verminder flitsvermogen naar ¼ of ⅛. Elke halvering van het vermogen ≈ 1 stop minder licht. Zo kun je bij dezelfde afstand een diafragma van f/10 houden.
  • Minder afstand: als je meer afstand neemt, bijvoorbeeld 8 m in plaats van 4 m), is de lichtsterkte vier keer minder. Wil je in dit geval met f/10 fotograferen op vol flitsvermogen dan moet je een afstand van 10m nemen.

Het onderstaande overzicht geeft verschillende instellingen weer voor de Godox DP400IIIV flitser met gidsnummer 87. Belangrijk om nogmaals op te merken is dat we het hebben over een ISO van 100 en een flitser op vol vermogen. Het overzicht geeft de ideale afstand weer voor de hoeveelheid licht, maar niet de ideale afstand wat betreft fotostudio. Ga maar eens 60 meter van je model staan, dan heb je al snel een megafoon nodig voor het geven van aanwijzingen. Maar als fotograaf weet je nu dat je de ideale afstand kunt verkleinen door het vermogen terug te schroeven.

f/Afstand (direct)Afstand (softbox –2 stops)
1.462.1 m31.0 m
2.043.5 m21.8 m
2.831.1 m15.6 m
3.227.2 m13.6 m
4.021.8 m10.9 m
4.519.3 m9.7 m
5.615.5 m7.8 m
6.313.8 m6.9 m
7.112.3 m6.2 m
8.010.9 m5.4 m
9.09.7 m4.9 m
108.7 m4.3 m

Je ziet: er zijn verschillende opties om aan te draaien. De tabel hieronder geeft je meer praktische toepassingen met een verschillend gidsgetal als uitgangspunt. Nogmaals: hierbij horen een ISO van 100 en een flitser op vol vermogen.

Gidsgetal (GN)Afstand (m)Diafragma (f/-)Toepassing / Opmerking
205 mf/4Kleine reportageflitser, binnenfotografie
202.5 mf/8Portret dichtbij, lage ISO
284 mf/7.1Compactflitser op camera
287 mf/4Middelgrote ruimte
366 mf/6Krachtige speedlight (normale zoomstand)
369 mf/4Buiten, invulflits
4510 mf/4.5Sterke flitser op ½ vermogen
455 mf/9Groepsfoto binnen
5810 mf/5.6Moderne reportageflitser op vol vermogen
585 mf/11Invulflits in fel daglicht
8010 mf/8Studioflitser of bare-bulb
8020 mf/4Buitenopname met krachtige flitser
10025 mf/4Professionele studioflitser
10010 mf/10Hoogvermogen buitenflits bij zonlicht

Deel jouw ervaringen met flitsfotografie in de reacties – welke technieken hebben jouw foto’s het meest verbeterd?